Jurisprudentie verbieden rechtspersonen

18, 22 en

Wat vooraf ging

Mede naar aanleiding van deze tweet was ik donderdagavond maar eens even in de jurisprudentie gedoken. Welke andere rechterlijke uitspraken zijn er al over het al dan niet verbieden en ontbinden van rechtspersonen, zoals verenigingen en stichtingen?

Zuid-Limburg

Eerste aanleg

Ik wees al op de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 29 mei 2007. Die ging over de Stichting Hells Angels Nomads in Zuid-Limburg. De rechtbank wees op aanhoudingen (punt 2.1.5) en veroordelingen (punt 2.1.6; hoger beroep liep nog) tegen zogeheten members van het chapter.

Het OM vond mede op grond daarvan dat de Stichting verboden moet worden volgens artikel 2:20 BW. (Dat is artikel 20 van het tweede boek van het Burgerlijk wetboek.) In de punten 4.13 en 4.14 pakte de rechtbank ook die memorie van antwoord erbij, waar ik het hier al over had, en citeerde daar uitgebreid uit.

Het begrip ‘ontwrichting van de samenleving’ werd genoemd.

De rechtbank wees uiteindelijk het verzoek af – namelijk het verzoek van het openbaar ministerie om de stichting verboden te verklaren en te ontbinden.

Hoger beroep

In hoger beroep had het gerechtshof te Den Bosch op 25 april 2008 dezelfde mening.

In punt 4.4.4 wees het hof op een formulering in de “memorie van toelichting op die bepaling”. Die memorie van toelichting kan ik niet terugvinden. De zoekmachine van statengeneraaldigitaal.nl is erg traag en ook na lang wachten vind ik niet wat ik zoek.

Mogelijk bedoelde het hof waar het schreef “memorie van toelichting” toch ‘memorie van antwoord’. Want de formulering “moeten zijn geworden tot een schakel in de werkwijze” staat wel in eerdergenoemd document MvA 17 476, nr. 5, op bladzijde 9/10 in punt 31.

Friesland

Eerste aanleg

Deze beschikking van 6 maart 2007 door de rechtbank Leeuwarden ging over de Stichting Hells Angels Northcoast Harlingen en de vereniging Rockers Northcoast M.C. Ook deze rechtspersonen werden niet verboden verklaard en niet ontbonden.

Hoger beroep

In hoger beroep hield dit oordeel stand: gerechtshof Leeuwarden op 12 december 2007. Citaat uit punt 31:

Het vorenstaande in aanmerking nemende, komt het hof tot het oordeel dat de gewraakte feiten en omstandigheden betreffende de werkzaamheid van de stichting en de vereniging, voor zover zij zijn komen vast te staan, voor een deel wel kunnen worden aangemerkt als maatschappelijk ongewenst gedrag en mogelijk ook als strafbare feiten , maar niet als een zodanig ernstige inbreuk op de openbare orde dat een verbodenverklaring en ontbinding van een of beide rechtspersonen gerechtvaardigd is.

Cassatie

Deze kwestie is door het openbaar ministerie ook nog voor de Hoge Raad gebracht, door beroep in cassatie in te stellen. Citaat van de inhoudsindicatie:

Rechtspersonenrecht. Afgewezen verzoek Openbaar Ministerie tot verbod en ontbinding van stichting en vereniging van Hells Angels Harlingen op voet van art. 2:20 lid 1 BW wegens strijd met de openbare orde; grondbeginsel van vrijheid van vereniging en vergadering (art. 8 Grw en art. 11 EVRM); terughoudende toepassing van art. 2:20 BW, maatstaf; ‘werkzaamheid’ van rechtspersoon in zin van art. 2:20 lid 1; vereenzelviging, toerekening (criminele) handelingen derden aan rechtspersoon.

De uitslag is dat de Hoge Raad het beroep verwerpt (punt 4) en dus de eerdere beschikking van het gerechtshof, om de rechtspersonen niet te verbieden of ontbinden, in stand laat.

Onder punt 4 staat de conclusie van advocaat-generaal mr. L. Timmerman weergegeven. Let wel, zo’n juridische conclusie is niet wat we in het normale leven een conclusie noemen. Het is meer een advies van iemand die de zaak vooraf bestudeerd heeft, een advies aan de Hoge Raad die uiteindelijk de beslissing neemt.

Deze beschikking met LJN BI1124 is helemaal de moeite van het doorworstelen waard, maar ik wijs in het bijzonder op enkele punten, om te beginnen 3.3, waaruit ik citeer:

Voor een verbodenverklaring moet het dan ook gaan om meer dan uit maatschappelijk oogpunt ongewenst gedrag. De verbodenverklaring dient te worden gezien als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten.

Dan punt (ook genoemd rechtsoverweging, afgekort rov.) 3.6, waarin de Hoge Raad vrijwel letterlijk citeert uit rov. 31 van het gerechtshof. (Let wel, op dat moment is dat slechts de constatering van de Hoge Raad dat het gerechtshof dat overwoog. Maar verderop blijkt dat de Hoge Raad het niet anders ziet.)

Ook is er rov. 3.7.1, citaat:

Voorzover de klachten van onderdeel 2 uitgaan van een andere opvatting omtrent de toerekening van gedragingen van derden dan in 3.6 weergegeven, zijn zij tevergeefs voorgesteld, omdat zij een te ruime toerekening voorstaan.

Dit sluit weer aan bij de memorie van toelichting van de minister uit 1984, waar het ook ging over een ruime dan wel beperkte uitleg van begrippen. Te ruim is niet goed, vond de minister en later ook de Hoge Raad.

Holland

Eerste aanleg

Bij zoeken op de formulering “geworden tot een schakel in de werkwijze” vond ik nog een uitspraak, alweer over een motorclub: BA2747. Rechtbank Amsterdam, 11 april 2007. Citaat:

Het Openbaar Ministerie legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de Hells Angels niet in onze samenleving thuishoren en dat er voor hen en voor de door hen gepleegde criminele activiteiten geen plaats in ons rechtsbestel is of behoort te zijn. Het stelt daartoe dat het overgrote deel van de members van de verschillende Chapters en ook alle bestuursleden van de Stichting Holland gedurende hun membership dan wel het toetredingstraject een strafblad hebben opgebouwd.

Toch besluit de rechtbank deze stichting niet verboden te verklaren (ontbonden was ze in dit geval al):

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet is gebleken dat de Stichting Holland zelf betrokken is geweest bij strafbare gedragingen. Wel is de Stichting Holland te verwijten dat zij geen afstand heeft genomen van het wapenbezit door haar bestuursleden, doch daarmee is niet gebleken dat sprake is van een werkzaamheid van de Stichting Holland die van dien aard is dat daarop alleen met een verbodenverklaring van de rechtspersoon kan worden gereageerd.

Vereniging Martijn

In het licht van al het voorgaande (ook het niet geciteerde) lijkt mij de cassatie van het OM tegen de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden, om Vereniging Martijn niet te verbieden en niet te ontbinden – ik schreef er eerder over – niet erg kansrijk. Maar proberen kan altijd.