Uniek of beperkend?

3–

Lezers!

Een lezeres (jawel, ik word soms echt gelezen! en nog nauwkeurig en aandachtig ook) reageerde op dit stukje van mij dat eindigt met:

Kritiek werd niet meer toegestaan. Waarschijnlijk zou ik zelf een van de eersten zijn die wegens te kritische uitingen in het cachot verdwenen.

Zij vond dat het laatste woord ‘verdween’ moet zijn omdat ‘één’ het onderwerp is en ‘van de eersten’ daar een bijvoeglijke bepaling bij. Die bijvoeglijke bepaling kun je ook weglaten, dan wordt het ‘zou ik zelf de eerste zijn, die verdwijnt.’

Daar zit wat in. Inderdaad had ik er oorspronkelijk ook ‘verdween’ staan. Maar later ging ik twijfelen en heb ik het veranderd.

Schrijfwijzer

In zo’n geval is het altijd goed de Schrijfwijzer van Jan Renkema erbij te pakken: het kan bijna niet anders dan dat hij zo’n kwestie daarin uitgebreid behandelt.

Die verwachting komt ook nu uit: 4e editie 2002, “4.5.6. Het onderwerp tussen enkelvoud en meervoud”, punt “8. Beperkend of bepalend”, blz. 197/198.

Op het eerste gezicht kiest ook Renkema eenduidig voor enkelvoud. Ik zie namelijk voorbeeldzin 2, die sterk lijkt op mijn zin, en waarin het enkelvoud is gebruikt:

Die is een van de eerste organisaties die zich heeft gemeld.

Dieper erop in

Maar daarmee doe ik Renkema geen recht. Ik ga proberen nauwkeurig zijn redenering te volgen. Hij maakt onderscheid tussen “zuiver beperkend” en “uniek bepalend”.

Dat “zuiver beperkend” zal wel slaan op de “bijvoeglijke bijzin”, die hier niet uitbreidend is maar beperkend. Het verschil legt Renkema in diezelfde Schrijfwijzer uit op blz. 349 in paragraaf “6.2 Komma” en daarvan “6.2.1 Hoofdzinnen en bijzinnen”.

‘Mijn’ bijzin is beperkend omdat niet alle kritische columnisten en webloggers onder Micha Kats dictatuur meteen het gevang in gaan, maar eerst een eerste groepje, waar ik dan deel van uit zou maken.

Uniek bepalend?

Maar wat is nu dat “uniek bepalende” karakter? Als dat op de voorgrond staat, heeft namelijk volgens Renkema het enkelvoud de voorkeur en anders het meervoud.

Ik ga dat proberen te begrijpen door Renkema’s voorbeeldzinnen 1a) t/m 1c), waarmee hij dat verschil verduidelijkt, om te schrijven naar mijn eigen zin, die – ik zet het er voor het gemak nog maar eens bij – zo luidde:

Waarschijnlijk zou ik zelf een van de eersten zijn die wegens te kritische uitingen in het cachot verdwenen.

(Ik gebruik een haakje (‘)’) achter het zinnummer, omdat ik dat mooi vind, maar tegen Renkema’s advies (6.6, bovenaan blz. 369) in. Zulke dingen gebeuren soms.)

Zin 1a) is beperkend omdat een kleinere groep (‘kritische columnisten’) wordt onderscheiden binnen een grotere groep (‘columnisten’). Mee eens, ook met de meervoudige persoonsvorm.

In zin 1b) zien we volgens Renkema een “uniek bepalende bijzin”, met het werkwoord in het enkelvoud. Kan ik ook in meegaan.

In zin 1c) is zowel enkelvoud als meervoud mogelijk, afhankelijk van wat op de voorgrond treedt: het beperkende of het uniek bepalende karakter.

Taalgevoel

Ik vind dat moeilijk aan te voelen. In de zinnen 6) en 7) die Renkema geeft (ik ga ze niet citeren; voor wie het boek heeft: zie blz. 198), en waarin de bepalende betekenis niet op de voorgrond treedt, voel ik wel aan dat het meervoud goed is, maar niet dat het om die reden goed is.

Als ik het criterium toch toepas op mijn eigen zin, zou dat m.i. leiden tot meervoud: het uniek bepalende is niet belangrijk, het gaat er niet om dat ik in het bijzonder gevangen gezet zou worden, maar dat dat lot al snel een eerste groepje trof, waarvan ik dan, min of meer toevallig, deel zou uitmaken.

Het gaat om het principe van de vrijheid van meningsuiting, een vrijheid die iedereen heeft, niet alleen ik.

Liever meervoud

Ik neig er inmiddels steeds meer toe de voorkeur te geven aan het meervoud, maar niet op grond van het criterium dat Renkema aanvoert. Ik denk namelijk, anders dan de reageerder die ik aan het begin noemde, dat in mijn zin niet ‘één’ het onderwerp is van ‘verdween/verdwenen’, maar ‘die’. En dat ‘die’ is meervoud, want het verwijst naar het eveneens meervoudige ‘eersten’. Of in het sterk overeenkomende voorbeeld van Renkema: naar “de eerste organisaties”. “Die zich heeft gemeld”, laat hij volgen, maar ik vind dat nu (maar dat kan zomaar weer veranderen) fout, dat moet ‘hebben gemeld’ zijn.

Grammaticale botsing?

Mijn standpunt wordt m.i. ondersteund door Renkema’s voorbeeldzin 5), ik citeer:

Dat was een van de punten die behandeld moest worden.

Renkema geeft zelf (op de volgende bladzijde van zijn boek) toe “In 5 vereist het woordje die dat naar punten verwijst grammaticaal moeten”, maar hij vindt dat de uniekheid van het ene punt toch het enkelvoud rechtvaardigt.

Ik vind dat niet, de zin is krom. ‘Punt’ is een het-woord, maar de zin

‘Dat was een van de punten dat nog behandeld moet worden.’

is ook fout. ‘Dat’ en ‘moet’ stemmen dan overeen, en ‘dat’ past bij het onzijdige ‘het punt’. Maar het enkelvoudige ‘dat’ kan niet naar het meervoudige ‘punten’ verwijzen. Mijn conclusie is dan, anders dan die van Renkema, dat in de bijzin de enkelvoudige persoonsvorm niet kan. Met ‘moeten worden’ is alles grammaticaal in orde en de zin betekent ook wat die moet betekenen.

Taaltypologie

Eigenlijk is de hele kwestie een non-probleem. Het is handig dat Indo-Europese talen enkel- en meervoud grammaticaal kunnen onderscheiden, maar dat je ook moet kiezen is niet handig. De keuze voor enkel- of meervoud in de bijzin draagt in feite niets bij, de bedoeling van de hele zin is voor elke moedertaalspreker hoe dan ook meteen duidelijk.

Er zijn talen die helemaal geen getal hebben. Het Japans is een duidelijk voorbeeld, en waarschijnlijk geldt het ook voor het Chinees en het Bahasa Indonesia/Malaysia. Die laatste taal kan het meervoud uitdrukken door woordherhaling (verdubbeling), maar nodig is het niet.

Analoog is het eigenlijk alleen maar lastig dat IE talen het verplicht stellen een grammaticale tijdsvorm te gebruiken (ter uitdrukking van tijdstip, tijdsduur en aspect, op ingewikkelde manieren die van taal tot taal sterk verschillen), ook als die informatie helemaal niet van belang is. In het Chinees hoeft dat niet: het kan wel, maar het is niet verplicht. Dat idee heb ik niet van mezelf, maar van Lee Sau Dan in usenet-groep sci.lang, een HongKong-Chinees die Cantonees, Engels, Mandarijn en Duits kent.

Maar ja, aan zo’n overweging hebben we niks. Wie een taal gebruikt, moet zich nou eenmaal houden aan de grammatica daarvan, of die nou in alle opzichten handig is of niet.