Talen Inhoud Introduction

Hoofdstuk 3.1


3.2. Volkeren

Ieder volk verwerft, terwijl het in een gebied woont, het recht op autonomie. De tijd de nodig is om zo’n recht te verwerven is moeilijk precies vast te stellen, maar wordt gemeten in eeuwen of generaties. Of een groep mensen ook een volk is, kunnen alleen die mensen zelf beslissen.

Het recht op autonomie kan verwezenlijkt worden in een eigen staat, of in zelfbestuur binnen een federatieve staat. Of het tweede geval aanvaardbaar is, kan alleen het volk beslissen, niet de regering van de federatie of de andere volkeren in de federatie.

Als meerdere volkeren met recht aanspraken maken op hetzelfde gebied, moeten ze wederzijds hun rechten erkennen. Wie het recht van een ander volk ontkent, of zelfs dat volk terroriseert, zet zijn eigen recht op het spel. Als een volk ergens gedurende enkele honderden jaren woont, is zijn recht gelijkwaardig met dat van een ander volk dat daar al veel langer woont. Dat geldt ook, als het laatst gekomen volk zonder recht kwam: de zonde van de voorouders mag men de huidige inwoners niet verwijten.

Oorlogvoeren is altijd immoreel. Heldendom en martelaarschap zijn vaak leugens, die misbruikt worden om immoreel geweld te rechtvaardigen. Zelfs als een volk tegen onderdrukking vecht, is het doel rechtvaardig, maar het geweld ondanks dat niet. Maar men moet zich tot slachtoffer maken, het is goed om voorbereid te zijn, en klaar om zich te verdedigen.

Uit de geschiedenis, ook uit de recente, kennen we vele voorbeelden van inbreuken op autonomierechen: China bezet Afghanistan; de Sovjetunie Estland, Letland, Litouwen en Afghanistan; Indonesië bezet Oost-Timor en de Zuid-Molukken; Ethiopië onderdrukt Eritrea; Frankrijk en Spanje (hoewel de laatste jaren minder) het Baskenland; Marokko de West-Sahara; Iran, Iraq en Turkije onthouden de Koerden de vrijheid; ook de Armeniërs werd de autonomie altijd misgund.

Het is moeilijk te begrijpen waarom regeringen weigeren andere volkeren autonomie te verlenen. Zelfs als het betwiste gebied bodemschatten heeft of een welvarende haven, is het veel voordeliger met een autonome staat met een tevreden volk handel te drijven, dan er oorlog tegen te voeren of het te onderdrukken. Of is de reden slechte de trots van regeerders, die hun rijk willen vergroten? Zulke regeerders verdienen niet te regeren!

Vele volken leven op grond die lang gestolen is. Zo kwamen de Engelsen ooit uit Noord-Duitsland en Zuid-Denemarken naar de Britse eilanden, en verdreven de Kelten. De Kelten waren waarschijnlijk zelf waarschijnlijk ook niet de oorspronkelijke bewoners. Later emigreerden Engelsen (en mensen van andere volken) naar Noord-Amerika, Australië, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Tasmanië. Ze onderwierpen en verdreven daarbij de oorspronkelijke bevolking, soms roeiden ze die zelfs uit. Toch mag dat historisch onrecht geen reden meer zijn, de afstammelingen van de immigranten terug te sturen. Aan de andere kant is er geen reden er trots op te zijn, zoals de Amerikanen schijnen te zijn op hun overwinning van de Indianen in de tweede helft van de 19e eeuw, die in feite voor vele indiaanse volkeren weinig anders dan genocide betekende.

Een land met twee volkeren is Palestina/Israël. De Israëlis woonden daar, zowel recent gedurende korte tijd, als zeer lang in het verleden. Daarom hebben ze zeker het recht in dat land te wonen. De Palestijnen hebben daar ook een lange geschiedenis. Toen de joden uit Mesopotamië naar Palestina kwamen, en toen ze later terugkeerden uit Egypte, woonden daar al andere volkeren. Eén van die volken werd de Filistijnen genoemd. Etymologisch is dat hetzelfde woord als het arabische “filasṭīn”, dat Palestina betekent. Zelfs als dat niet precies hetzelfde volk was als het huidige, maakt het toch duidelijk dat de Joden, ook reeds lang geleden, niet de enigen waren die in dat land woonden, en daarom hoewel ze zeker rechten hebben, geen exklusieve rechten kunnen laten gelden.

De Palestijnen hebben lang de rechten van de Israelis niet erkend. Zelfs hebben palestijnse terroristische groepen afschuwelijke geweld tegen Isrealis gepleegd. Wie geldige rechten niet erkent, of geweld gebruikt, verliest zijn eigen rechten.

Maar ook de Israelis, en steeds meer in de laatste jaren, gebruiken geweld tegen Palestijnen: ze bombarderen vluchtelingenkampen, schieten demonstranten door, verwoesten huizen. Wie geldige rechten niet erkent, of geweld gebruikt, verliest zijn eigen rechten.

Beide volken hebben verschrikkelijk geleden onder geweld van andere volken: duitse nazis vermoordden joden; in Libanon vermoordden arabische christenen palestijnse vluchtelingen, en arabische sjiieten (wier leider de libanese minister van Justitie!)is probeerden ze uit te hongeren. Aantallen en situatie zijn verschillend, maar bloed is bloed, en doodsangst is doodsangst, ongeacht waarom, wie of van wie.

Israelis en Palestijnen hebben gelijke rechten op Israel/Palestina, ze zijn voorbestemd om samen in dat land te leven, misschien als twee autonome staten, beter nog als twee volken in één gemeenschappelijke staat, die samen en in vrede leven.

3.3. Bevolkingsgroepen

Ook tussen bevolkingsgroepen moet wederzijdse acceptatie heersen. Dat geldt voor ethnische groepen, sprekers van een taal, aanhangers van een politieke opvatting of partij, leden van vakbonden, belijders van een religie, mensen met andere seksuele gewoonten, mensen met andere morele normen, enz.

Vooral dit laatste geval toont een paradox: de meest verschillende morele opvattingen verdienen respekt, ook als ze met de hier beschrevene in tegenspraak zijn. Wederkerigheid is echter een noodzakelijke voorwaarde, het respekt mag niet van één kant komen.

De garantie dat verschillende groepen en organisaties in vrijheid kunnen bestaan, is een belangrijk kenmerk van een demokratie. Dit is nog belangrijker dan het demokratische principe dat de meerderheid beslist.

Een demokratische regering moet bevorderen dat bevolkingsgroepen symbiotische met elkaar samenleven. Iedere groep heeft eigen belangen, maar die moeten zodanig met elkaar verbonden zijn, dat de welvaart van de eigen groep die van de andere indirekt versterkt. Zo zullen groepen geneigd zijn in vrede samen te leven, zonder hun identiteit te moeten verliezen, en zonder idealisme nodig te hebben.

De mens is niet idealistisch, en we mogen de ogen daar niet voor sluiten en hopen dat het ooit anders zal zijn. De mens doet datgene wat hem voordeel oplevert, en bij die beslissing spelen gevoel en gewoonte een grotere rol dan het verstand.

In sommige omstandigheden is hij bereid iets te offeren voor anderen, maar alleen als hij zich nauw met die mensen verbonden voelt, bijv. met de leden van de eigen familie. Die bereidheid heeft haar wortels in de natuur: ieder dier is bereid zijn jongen te verdedigen, zelfs tot in de dood. Maar dat is geen idealisme, dat doet het dier alleen omdat in zijn nageslacht hij zelf voortleeft.

Mensen zijn geneigd winst op korte termijn hoger te waarderen dan verlies op lange termijn. Men gooit vergif liever ergens weg als dat goedkoper lijkt, ook het later miljoenen kost om de bodem weer schoon te maken. Men gooit vergif liever ergens weg als dat goedkoper lijkt, ook als het later miljoenen kost om de bodem weer schoon te maken. Men verspilt liever nu energie, als het moeite kost het te sparen, zonder oplossingen te hebben voor de energievoorziening van de komende generaties. Regeringen hebben de taak lange-termijn belangen in korte-termijn belangen te vertalen.

Regeringen kunnen ook helpen, de kortzichtigheid van de bedrijfsekonomische kostenberekening te bestrijden: een machine is misschien niet goedkoper als de werknemer die ze vervangt, als ook de werkloosheidsuitkering wordt meegeteld, die in feite ook een kostenfaktor is, omdat het bedrijf of zijn werknemers op een of andere manier, als is het indirekt, die zelf moeten opbrengen. Het zou zo georganiseerd moeten zijn, dat een bedrijf dat meer aanstelt, en zo de werkloosheid vermindert, ook minder bijdraagt aan de ondersteuning van de overige werklozen. Meestal is het helaas net omgekeerd.

De traditionele ekonomische systemen, het kapitalisme en het kommunisme, houden allebei in hun zuivere vorm geen rekening met de onidealistische menselijke aard. Het kommunisme neemt aan dat iedereen uit idealisme voor de gemeenschap wil werken. Het resultaat is stagnatie. Het zuivere kapitalisme neemt aan, dat het vrije marktmechanisme iedereen welvaart en werk zal bezorgen. In werkelijkheid echter worden velen uitgebuit, of zijn werkloos.

De oplossing kan slechts een kombinatie van de goed eigenschappen van beide systemen zijn. Het marktmechanisme is absoluut noodzakelijk om vraag en aanbod op elkaar aan te passen. Privé ondernemingen moeten toegestaan zijn, opdat mensen met talent de kans hebben de ekonomie te stimuleren. Aan de andere kant zijn ook sociale zekerheid en vrije vakbonden nodig om het evenwicht tussen de maatschappelijke klassen te handhaven. Ook wettelijke garanties voor aanvaardbare arbeidsomstandigheden kunnen niet gemist worden.

Zowel bij het zuivere kommunisme als het zuivere kapitalisme is de macht in één hand: van de partij respektievelijk van de ondernemer. Iedere ongekontroleerde macht zonder tegenmachten leidt gegarandeerd tot machtsmisbruik. De overeenkomst tussen kapitalistisch en kommunistisch machtsmisbruik is te zien in Polen: hier staan vakbond en regering tegenover elkaar, zowel in kapitalistische landen vakbonden en bedrijfsleidingen, en soms ook de regering.

De organisatie van de staat moet de macht verdelen. Een vrije pers, en een onafhankelijke rechterlijke macht, die eventueel ook de regering kn dagvaarden, zijn van wezenlijke betekenis, evenals de scheiding tussen kerk en staat, omdat ook religie een machtsfaktor kan vormen, die inperking nodig heeft. Een verdeelde regeringsmacht kan slechts een demokratische macht zijn, die door de bevolking gekontroleerd en gekozen wordt.

Er wordt vaak gesteld dat tegenwoordig bepaalde aktiviteiten niet meer mogelijk zijn zonder dat sponsors grote geldbedragen verschaffen in ruil voor gelegenheid tot adverteren. Dit berust op twee misvattingen. Ten eerste denken consumenten dat ze de verstrooiing en informatie die ze willen hebben voor weinig of geen geld krijgen. Ze vergeten dat als sport, televisieprogramma’s, kranten, tijdschriften e.d. goedkoper zijn, de produkten die de sponsors verkopen overeenkomstig duurder moeten zijn. De consument betaalt hoe dan ook, alleen vaak het verkeerde geld voor het verkeerde produkt. Slimme consumenten zouden bedrijven die het nodig vinden je favoriete programma te onderbreken met mededelingen die geen informatie geven en waaraan niemand echt behoefte heeft, moeten boycotten.

De tweede misvatting is dat reclame effectief zou zijn. Het mag waar zijn dat adverteren voor een nieuw, onbekend produkt kan helpen er een markt voor te vinden. Zulke reclame is volkomen aanvaardbaar omdat het nuttige inlichtingen geeft, door potentieel geïnteresseerde mensen te laten weten waar ze kunnen kopen wat ze willen hebben.

Maar is een produkt eenmaal bekend, dan is verdere reclame nutteloos. Verkoopcijfers worden door een groot aantal faktoren beïnvloed, en hun bijdrage is vaak niet-lineair, psychisch of gewoon onbekend. Het is mogelijk verkopen te meten, en kan om precies te weten hoeveel in een bepaalde periode geadverteerd werd, maar als de andere faktoren niet konstant gehouden kunnen worden en het onbekend is hoeveel ze precies bijdroegen, kan je niet bewijzen dat reclame nuttig is, en dus is het maar beter aan te nemen dat het geldverspilling is. Het verspilt trouwens ook een heleboel talent.


Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.4–3.7

Copyright 1988, 1989, 2020, R. Harmsen, all rights reserved.